Allergenen
Allergenen
Als we het hebben over de reële gevaren die kunnen uitgaan van levensmiddelen, staan allergenen bovenaan. Vanwege de bindende regelgeving voor de informatie over allergenen zijn producenten en handelaren te allen tijde verantwoordelijk voor het waarborgen van de juistheid ervan.
14 Allergenen (volgens LMIV)
De 14 belangrijkste triggers van allergieën en voedselintoleranties staan hieronder opgesomd:
- Glutenbevattende granen (bv. tarwe, rogge, gerst, haver, spelt, enz.).
- schaaldieren, eieren
- Vis, pinda's, soja
- Melk en lactose
- Noten (noten)
- Selderij, mosterd, sesamzaad
- Zwaveldioxide en sulfieten (> 10 mg/kg of > 10 ml/l)
- Lupine, weekdieren
Allergenen opsporen via realtime-PCR:
Hierbij worden allergenen indirect aangetoond via het DNA van het allergene doelorganisme. Als er in een monster bijvoorbeeld DNA van selderij wordt aangetroffen, kunnen we ervan uitgaan dat ook de allergieverwekkende stoffen van selderij in het monster zitten. Het DNA zelf is geen allergeen.
Deze methode biedt in de meeste gevallen voordelen, aangezien veel allergene plantensoorten verschillende allergene stoffen bevatten. Een deel daarvan kan echter onder invloed van de bewerking veranderen en daardoor niet meer worden gedetecteerd. DNA is zeer stabiel en kan allerlei fasen van de bewerking vrijwel onbeschadigd doorstaan.
Allergenen opsporen via ELISA
ELISA is een zeer specifieke technologie die berust op de reacties van antilichamen. Via de ELISA-methode kunnen direct bepaalde allergene eiwitten in monsters worden opgespoord. Aangezien deze methode ook kwantitatief is, leent deze zich bijvoorbeeld voor het controleren van het gluteïnegehalte in glutenvrije producten. Dit is van belang omdat er voor gluteïne anders dan voor andere allergenen geen duidelijke grenswaarden bestaan.
Om het allergeen “kippeneiwit” op te sporen, is ELISA geschikter dan PCR omdat er in eiwit in vergelijking met eiproteïnen slechts heel weinig DNA zit. ELISA levert in dit geval veel betrouwbaardere resultaten op dan PCR.