Zuivel en Zuivelvervangers
Nederland zuivelland
Nederland is een grote speler op zuivelgebied. De Nederlandse zuivelindustrie zet 12 miljard euro om, wat goed is voor 17 procent van de voedselmarkt. De melkproductie bedraagt zo’n 14 miljoen ton per jaar. Daarmee staat Nederland op plaats vijf van melkproducerende landen in de EU. Het meeste melkvee bestaat uit koeien; het aandeel geiten is relatief klein (2-3 procent van alle zuivelboeren). Kaas, melkpoeder en voedselingrediënten zijn de belangrijkste exportproducten. De Stichting Controle Orgaan Kwaliteits Zaken (COKZ) houdt toezicht op de veiligheid en kwaliteit van in Nederland geproduceerde zuivelproducten. Dit op basis van Europese verordeningen over hygiëne van levensmiddelen en diervoeders. Zuivel- en levensmiddelenbedrijven moeten zich bij het COKZ registreren en hebben soms een erkenning nodig.
Zuivelvervangers
Als alternatief voor dierlijke zuivel zijn er plantaardige alternatieven op de markt en nieuwe producten in ontwikkeling. Denk aan vegan kaas, sojadrink, haverdrank en plantaardige yoghurt- en kwarkachtige producten. Het COKZ-toezicht is daarop niet of minder van toepassing. De GBA Group kan hier bijvoorbeeld assisteren bij het hygiënemanagement en het voorkomen van voedselveiligheidsrisico’s. Verder is de GBA Group gespecialiseerd in houdbaarheidstesten. Als bijvoorbeeld een product een ‘clean label’ moet hebben, kan dat consequenties hebben voor de houdbaarheid. Voor veganistische producten kan door middel van analyses worden gecontroleerd of deze ‘diervrij’ zijn.
Hoog niveau van voedselveiligheid
In Nederland wordt zo’n 96 procent van de melk van koeien, schapen en geiten industrieel verwerkt. Via pasteurisatie of sterilisatie worden pathogene micro-organismen gedood. Dit resulteert in een zeer hoog niveau van voedselveiligheid van melk en zuivelproducten, zoals kaas, boter, yoghurt en kwark, concludeerde de NVWA in zijn risicobeoordeling van de zuivelketen in 2017. Chemische en fysische gevaren voor de voedselveiligheid zijn hierbij verwaarloosbaar.
Microbiologische risico’s rauwe melk
In rauwe melk en rauwmelkse producten kunnen echter pathogene micro-organismen zitten. De pathogenen die een relevant gevaar voor de volksgezondheid vormen, zijn Staphylococcus aureus, Bacillus cereus, Campylobacter, Escherichia coli (STEC), Listeria monocytogenes en Salmonella, aldus de risicobeoordeling van de NVWA. Zij belanden op de boerderij in de melk.
Microbiële besmetting tijdens verwerking
Melk en zuivelproducten kunnen ook tijdens de verwerking, het bewaren of de consumptie nabesmet worden door micro-organismen als Listeria monocytogenes en Cronobacter spp. Door het goed toepassen van HACCP-richtlijnen, kunnen nabesmettingsrisico’s bij bedrijven worden beheerst. Belangrijkste risico’s voor alle typen kaas zijn Listeria monocytogenes en de enterotoxinen die Staphylococcus aureus produceert. Die laatste pathogeen kan uitgroeien tijdens de kaasbereiding bij productietemperaturen. Verse en zachte kazen hebben een extra risico voor Listeria monocytogenes, omdat die ziekteverwekker kan groeien bij koelkasttemperaturen.
Chemische risico’s zuivel
Chemische stoffen kunnen via het voer of gras in de melk terechtkomen. Lokale productieomstandigheden en -praktijken en de gezondheidsstatus van de dieren kunnen bepalend zijn voor bijvoorbeeld verhoogde concentraties milieucontaminanten (dioxines, PCB’s), mycotoxinen en residuen van diergeneesmiddelen. De meest gebruikte diergeneesmiddelen voor melkvee in Nederland zijn antibiotica, ontwormingsmiddelen en pijnstillers/ontstekingsremmers (NSAID’s). In melk worden echter vrijwel nooit residuen van diergeneesmiddelen boven de wettelijke normen aangetroffen, aldus de NVWA. Voor alle diergeneesmiddelen geldt namelijk een wachttermijn. Dat is de tijd die moet verstrijken tussen de laatste toediening van een diergeneesmiddel en de consumptie van het ervan gemaakte levensmiddel. Gedurende die tijd mag de melk niet worden geleverd aan de zuivelverwerker.
Microbiologische en chemische analyses
De GBA Group is gespecialiseerd in snelle analyse en karakterisering van pathogene micro-organismen, zoals Bacillus cereus, Campylobacter, shigatoxineproducerende E. Coli (STEC), Listeria monocytogenes, Salmonella, Staphylococcus aureus en Cronobacter. Daarnaast kunnen zuivelgrondstoffen en -producten worden onderzocht op mycotoxinen, bijvoorbeeld aflatoxine M1, residuen van diergeneesmiddelen en milieucontaminanten, zoals dioxines en PCB’s.